Vrij van ‘t zelf en Adams natuur

B432 C606 CB840 D840 E840 F239 G840 K606 LSM238 P384 R333 S358 T840
1
Vrij van ‘t zelf en Adams natuur,
Heer, ik word gebouwd door U.
Met de heil’gen in Uw tempel,
Waar Uw glorie zichtbaar wordt.
Vrij van eigenaardigheden,
Van mijn eigenwijze weg.
Heer, maak ons nu tot Uw woonplaats,
Één met U in eeuwigheid.
2
Door Uw stroom van godd’lijk leven,
Groei ik nu en word vernieuwd.
Met de heil’gen in gemeenschap,
Opgebouwd, aan U gelijk.
Laat er orde zijn in ‘t Lichaam,
Functionerend naar Uw wil.
Altijd dienend, and’ren helpend,
Zo vervullen wij Uw doel.
3
In mijn kennis en ervaring,
Wil ik niet worden verhoogd.
Ned’rig zijn en accepteren,
’t Lichaam brengt mij in balans.
Groei in Christus, Hoofd van ‘t Lichaam,
Zijn vergroting, Zijn manier.
Door de banden en gewrichten
Ondersteund en saam’gebracht.
4
Elke dag versterkt Uw Geest mij,
Werkt U innerlijk met kracht.
Dan zal ik Uw liefde kennen,
Zij is onvoorstelbaar groot.
Kan ik putten uit Uw rijkdom,
Tot Uw volheid mij vervuld.
Heer, blijf groeien in de mensheid,
In Uw lichaam dat U gebouwd.
5
In Gods huis en in Uw Lichaam,
Wil ik zijn, Heer, opgebouwd.
Collectief, in al de heil’gen,
Wordt Uw heerlijkheid getoond.
Dat Uw Bruid, Uw stad zo heerlijk,
Zal verschijnen hier op aard.
Als een kand’laar helder schijnend,
Al Uw grootheid wordt getoond.