1
Ik kom in Zijn aanwezigheid,
Vooraleer de ochtend weer aanbreekt;
Zijn gezicht zie ik, nu het schijnt op mij;
De Heer ontwaakt nu in mij.
En Hij spreekt tot mij, openbaart aan mij,
Zijn rijkdommen voor mij vandaag;
En met zoet genot neem ik deel aan Hem,
Mijn honger is nu voorbij.
Vooraleer de ochtend weer aanbreekt;
Zijn gezicht zie ik, nu het schijnt op mij;
De Heer ontwaakt nu in mij.
En Hij spreekt tot mij, openbaart aan mij,
Zijn rijkdommen voor mij vandaag;
En met zoet genot neem ik deel aan Hem,
Mijn honger is nu voorbij.
2
Hij spreekt als de Geest door het Woord,
Tot mijn hart het in echo zal zingen,
En de bron van leven welt op in mij,
Vol kracht en vol genade.
En Hij spreekt tot mij, openbaart aan mij,
Zijn rijkdommen voor mij vandaag;
En voor al mijn noden drink ik van Hem,
Mijn dorst, die is nu voorbij.
Tot mijn hart het in echo zal zingen,
En de bron van leven welt op in mij,
Vol kracht en vol genade.
En Hij spreekt tot mij, openbaart aan mij,
Zijn rijkdommen voor mij vandaag;
En voor al mijn noden drink ik van Hem,
Mijn dorst, die is nu voorbij.
3
Heel teder behandelt Hij mij,
Terwijl ik met vreugde bij Hem blijf,
Hij verzadigt en Hij voorziet mijn ziel,
Met Zijn kostbare wezen.
En Hij spreekt tot mij, openbaart aan mij,
Zijn rijkdommen voor mij vandaag;
En op elk moment neem ik deel aan Hem,
Mijn zorgen zijn nu voorbij.
Terwijl ik met vreugde bij Hem blijf,
Hij verzadigt en Hij voorziet mijn ziel,
Met Zijn kostbare wezen.
En Hij spreekt tot mij, openbaart aan mij,
Zijn rijkdommen voor mij vandaag;
En op elk moment neem ik deel aan Hem,
Mijn zorgen zijn nu voorbij.
Delete Comment
Are you sure you want to delete this comment?