1
Jezus, geweldige Herder,
Leidde ons weg uit de stal.
Bracht ons naar grazige weiden,
Naar rijkdom en overvloed.
Leidde ons weg uit de stal.
Bracht ons naar grazige weiden,
Naar rijkdom en overvloed.
Zijn Gemeente, zo heerlijk,
Christus, het leven in ons.
Hier, samenwonend in eendracht,
Zegent God ons met Zichzelf.
Christus, het leven in ons.
Hier, samenwonend in eendracht,
Zegent God ons met Zichzelf.
2
Wij, eens verdwaald in verdeeldheid,
Moe, uitgehongerd en zwak.
Hij bracht ons ’t land der belofte,
Nu zijn wij één geest met Hem.
Moe, uitgehongerd en zwak.
Hij bracht ons ’t land der belofte,
Nu zijn wij één geest met Hem.
3
Jezus Zelf is onze weide,
Hij is nu voedsel voor ons.
Hij, onze Herder, verzorgt ons,
Bij Hem zijn geeft overvloed.
Hij is nu voedsel voor ons.
Hij, onze Herder, verzorgt ons,
Bij Hem zijn geeft overvloed.
4
Nu staan we hoog op een bergtop,
Koel en verfrist door de dauw.
’t Water des levens vervult ons,
Geeft ons nieuw leven om niet.
Koel en verfrist door de dauw.
’t Water des levens vervult ons,
Geeft ons nieuw leven om niet.
5
Christus, mijn rust en mijn vreugde,
Hier geen bezorgdheid en angst.
Wonen in vrede, zo veilig,
Prijst Hem! Immanuel!
Hier geen bezorgdheid en angst.
Wonen in vrede, zo veilig,
Prijst Hem! Immanuel!
Delete Comment
Are you sure you want to delete this comment?