Als d’olijf niet wordt gestoten

B372 C458 CB626 D626 E626 G626 K458 P320 R453 S295 T626
1
Als d’olijf niet wordt gestoten,
Hoe zal er olie zijn?
En ontsnapt de druif de wijnpers,
Dan krijgt men nooit vreugdewijn.
Wordt de nardus fijngewreven,
Dan verspreidt de geur.
Waarom ‘t lijden dan ontlopen,
Waar Uw liefde mij toe leidt?
 
Iedere slag is ware winst voor mij,
Want in plaats van wat U wegneemt,
Geeft U nu Uzelf aan mij.
2
Slechts als U mijn hart bespeelt, dan
Wordt muziek gehoord.
Strenge leerschool van Uw liefde,
Brengt muziek in mij steeds voort.
Geen verlies Heer zal ik vrezen,
Als ’t mij trekt tot U.
Mag ‘k Uw liefdeshart aanschouwen,
Daartoe geef ik alles nu.
3
Mijzelf buiten schot te houden,
Laat dit nooit toe Heer!
Dring mij deze weg te gaan, al
Liet Uw liefde mij met niets.
Uw werk in mij te voltooien,
Naar Uw hartenwens.
‘k Sla geen acht op mijn gevoelens,
Maar ik kies wat U behaagt.
4
Uw gedachten zijn soms anders,
Toch kies ik Uw weg.
Als Uw vreugde mijn verdriet is,
Zeg ik in mijn hart: “Amen”.
Zo graag wil ik U behagen,
Waar dat mij ook leidt.
‘t Kruis, dat zal ik graag verdragen
Voor Uw vreugd’en heerlijkheid.
5
Gaat mijn lied gepaard met tranen,
Toch zing ik tot U.
U ontlokt aan mij zo’n loflied,
Met Uw lieflijkheid steeds weer.
Heer, U werd voor mij het kostbaarst,
Niets anders telt meer.
Heer neem toe, maak mij steeds minder,
Dit is enkel mijn gebed.