Dank U Heer voor deze tafel

B113 C178 CB221 D221 E221 F36 G221 K178 P115 R163 S97 T221
1
Dank U Heer voor deze tafel
met het brood en met de wijn;
Hier kunnen wij U genieten,
’t zal een feest van liefde zijn.
Deelhebbend aan brood, het teken,
Uw Lichaam dat U ons gaf;
Ook deel aan de wijn, het symbool,
Van Uw vergoten bloed voor ons.
 
Zie, de heil’ge tafel! Met de heil’ge tekens;
    De betekenis in beelden ondoorgrondelijk!
2
Door de dood van Uw verlossing,
Wordt Uw leven uitgedeeld.
U heeft ons Uzelf gegeven,
deel aan alles wat U bent.
Door het brood en wijn te nemen,
Wordt Uw dood tentoongespreid;
Eten, drinken van Uzelf, Heer,
denkend aan Uw liefde, Heer.
3
Door dit brood wordt Zijn mystieke
ene Lichaam uitgebeeld,
Al Uw leden in gemeenschap,
vast verbonden in eenheid.
De zegen der heil’ge beker,
wijnkelk die wij zegenen,
Aan Uw bloed gemeenschap hebbend,
samen met al de heiligen.
4
Heer, U bent ons eeuw’ge erfdeel,
zoete voorsmaak is er hier;
Naar Uw koninkrijk verlangend
en Uw komst bespoedigen.
Samen met de overwinnaars,
bij Uw komst, Uw koninkrijk,
Zullen wij van U genieten
als Uw liefdevolle bruid.