In de hemel Jezus zittend

B85 C115 CB132 D132 E132 F23 G132 K115 LSM29 P63 R97 S68 T132
1
In de hemel Jezus zittend,
Als de Christus op de troon.
Hij is de mens door God verheven,
Met Gods heerlijkheid gekroond.
2
Hij die ’t mens’lijk wezen aantrok,
Stierf aan ’t kruis volgens Gods plan,
En is verrezen met een lichaam,
Opgevaren Mensenzoon.
3
God heeft Zich in Hem vernederd
En in Hem op aarde gewoond.
In Hem werd de mens verheven
En met God geheel verzoend.
4
God en mens vermengd tezamen,
Gods getuig’nis in de mens.
God en mens zijn één geworden,
Zie, de mens in heerlijkheid.
5
De Verheerlijkte in de hemel
Kwam als de alomvattende Geest.
In Hem werd het werk van Jezus
En Zijn wezen ons bekend.
6
Met de Verheerlijkte in de hemel
Is de Gemeente voor altijd één.
Door de Geest van deze Jezus
Worden Zijn leden opgebouwd.
7
Zie, de Mens is nu in de hemel,
Als Heer en Koning op de troon.
Dit is Jezus onze Redder,
Met Gods glorie reeds gekroond.