O wonder van verlossing Heer

B79 C94 CB116 D116 E116 G116 K94 LSM24 P54 R84 S55 T116
1
O wonder van verlossing Heer,
In U, met mij begaan.
Geen oog kan zien, geen oor begrijpt,
Het werk voor mij gedaan.
U, ondoorgrond’lijk, goddelijk,
U bent te groot voor mij.
Verlossing overweldigend,
Mijn lof kan er niet bij.
2
Vanuit Uw kruisdood kwam een stroom
Van bloed en water vrij,
Dat godd’lijk leven in zich droeg,
Verlossing ook voor mij.
Uw kostbaar bloed, dat reinigt ons,
Uw leven laat ons nu,
Opnieuw geboren, in Uw gunst,
In eenheid zijn met U.
3
Het goddelijk zaad dat stierf, bracht voort
Een graanoogst vol en puur,
Door U verwerkt, Uw lichaam nu,
Wij delen Uw natuur.
Zo zijn wij meervoud van Uzelf,
Uw vrede, die ons bindt,
Zodat Uw leven en Uw werk
In ons gestalte vindt.
4
Zoals Uw Lichaam, maak o Heer
Dit huis dan Uw domein
En laat hier waar U woont en werkt,
Ons Uw vertrouwen zijn.
Als volle vreugde van Uw hart
Zijn wij Uw deelgenoot.
Nu in één Lichaam met Uzelf
Maakt onze ziel U groot.
5
Gedenkend in de samenkomst,
De tekens om ons heen,
Van Uw verlossing, groot en rijk,
Is eer aan U alleen.
U maakte ons Uw Lichaam Heer,
Uw woning en Uw bruid,
Dus eindeloos gaat er van ons
Een dank- en loflied uit.