Wat Hij is: Hij ’s de Vader

CB1103 D1103 E1103 G1103 LSM36 S92 T1103
1
Wat Hij is: Hij ’s de Vader.
Hij is de eeuwige Vader.
Hij is de Eerstgeborene.
Hij is de machtige “Ik Ben”.
Hij ’s de Vader! Wonderbaar.
2
Wat Hij is: Hij ’s de rivier.
De rivier van levend water.
Hij bereikt mij in een wildernis.
Hij is mijn toevlucht en mijn rots.
Hij’s de rivier! Wonderbaar!
3
Wat Hij is: Hij ’s de wijnstok.
Hij ’s de wijnstok, wij de ranken.
Hij ’s de Boom des levens, welk genot.
Om Hem te eten is ons doel.
Hij ’s de wijnstok! Wonderbaar!
4
Wat Hij is: Hij ’s de Herder.
Hij ’s het Lam van God, de weide.
Hij is onze rust en zonneschijn.
Onze stille wateren is Hij.
Hij ’s de Herder! Wonderbaar!
5
Wat Hij is: Hij ’s de Geest.
Hij ’s de alomvattende Geest.
Hij is alles en in allen.
Hij ’s rijk voor allen die roepen.
Hij ’s de Geest! Wonderbaar!
6
Wat Hij is, Hij's een mens
Hij's een echt en levend mens
En Hij woont in ons als een Persoon
Een mens - zo vol van heerlijkheid!
Hij's een mens, Wonderbaar!
7
Wat Hij is: Hij ’s het Lichaam;
Hij ’s de volheid van de Godheid;
Hij ’s het centrum van Gods eeuwig plan,
De tweede mens, laatste Adam.
Hij is wonderbaar, wonderbaar.
Hij is wonderbaar, wonderbaar.
Hij is wonderbaar, wonderbaar.